(FCI
Standaard Nr. 117 / 29.11.2000 / D)
DUITSE STAANDE
LANGHAAR
Oorsprong:
Duitsland
Datum publicatie geldende originele standaard:
25.10.2000.
Gebruik:
Veelzijdige Jachtgebruikshond.
Kwalificatie FCI:
Groep 7 Staande Honden.
Sectie 1.2 Continentale Staande Honden,
Spanieltype. Met
werktest.
Kort
historisch overzicht:
In de langharige jachthond is het bloed van de Vogel-, Havik-, Waterhonden en
Brakken verenigd en daarmee de aanleg voor grote veelzijdigheid voorhanden.
Vanaf het jaar 1879 wordt het ras zuiver gefokt en worden de wezenlijke
raskenmerken vastgelegd.
In 1897 stelde Baron von Schorlemer de eerste raspunten voor de Duitse Staande Langhaar (DSL) samen en legde daarmee de basis voor de huidige raszuivere fokkerij.
Uiterlijke
verschijningsvorm:
Krachtig, gespierd, diepe borstkas, vloeiende belijning. Bij kleinere honden
moet veel substantie geλist worden. Al te zware en daarbij trage honden zijn
niet gewenst.
Belangrijke maatverhoudingen:
Vang en schedel even lang; hond achter niet overbouwd; schouder iets hoger dan
het kruis.
Gedrag en karakter:
Evenwichtig, rustig, ingehouden temperament, goedaardig, makkelijk te houden.
Hoofd:
Aan het mooie Langhaarhoofd moet bijzondere waarde worden gehecht. Van adel
getuigend, langgestrekt.
Schedel
Licht gewelfd.
Stop
Overgang van voorhoofd naar neusrug geleidelijk, niet met scherpe hoek.
Neusspiegel
Bruin, lichte schimmelvlekjes toegestaan.
Neusrug
Licht gewelfd, niet te smal.
Bovenlip
Niet te veel overhangend.
Kaken / tanden
Niet overmatig fijn. Volledig en uitstekend gebit met 42 tanden. De snijtanden boven moeten scharend over de
snijtanden onder sluiten.
3142
Tandformule: ------- x 2 = 42
3143
Wangen
Geen te zware jukbeenderen.
Ogen
Kleur bruin, zo donker mogelijk. Oogleden dicht tegen de oogbol aanliggend, zonder zichtbaar bindvlies. Ogen noch te diep liggend,
noch uitpuilend.
Oren (behang)
Niet te laag aangezet, licht naar voren gedraaid.
Hals
Krachtig en goed gevormd, zonder plooien in vloeiende belijning naar de borst verbredend; niet te kort.
Lichaam:
Rug
Recht, stevig, niet te lang.
Lendenpartij
Zeer goed bespierd.
Kruis
Lang, matig hellend.
Borst
Voorborst aanwezig; borstkas breed en diep, minstens tot aan de ellebogen reikend.
Staart
Geen vrolijke staart. Hij moet gestrekt gedragen worden met het laatste
ιιnderde deel licht opwaarts gebogen.
Ledematen:
Voorhand
De opperarm, de onderarm en de middenhand dienen, bij de hond
in stand en van voren gezien, bij benadering een loodrechte lijn te vormen.
Schouders
Goed aanliggend. Van opzij gezien en in rust, moeten
schouderblad en opperarmbeen nagenoeg een rechte hoek vormen.
Ellebogen
Goed aanliggend.
Polsgewricht
Licht doorgebogen.
Middenhand
Niet geheel recht.
Achterhand
Van achteren gezien moeten het heupbeen, het dijbeen, het
scheenbeen en de middenvoet bij benadering een loodrechte lijn vormen.
Spronggewricht
Goede hoeking is bijzonder belangrijk.
Wolfsklauwen
Moeten direct na de geboorte verwijderd worden.
Voeten
Voor en achter ruwe en stevige voetkussens.
Gangwerk
Uitgrijpende beweging met goede stuwing vanuit de achterhand.
Huid:
Strak en zonder plooien het lichaam omsluitend.
Beharing:
De juiste beharing is van het grootste belang: noch overvloedige haargroei, noch
al te kort haar. Op de rug en aan de flanken behoort het haar van 3,5 cm. lengte
goed aan te liggen. Aan de onderkant van de hals, aan de borst en aan de buik
mag de beharing langer zijn.
Buik
Goed behaard.
Oren
Beharing golvend en overhangend.
Staart
Met goede vlag en tot aan de staartpunt behaard.
Achterkant voorbenen
Behaard (bevedering)
Achterkant achterbenen
Behaard (broek).
Onder het spronggewricht
Haar beduidend korter. Teveel franje is niet gewenst. Tussenruimten tussen de tenen dicht en kort behaard.
Hoofd
Haar belangrijk korter, maar
in elk geval langer dan bij de Duitse Staande Korthaar. Kuifvorming op de
schedel
(Petruslok) is ongewenst.
Op het lichaam
Is het haar sluik, stevig,
glad of licht golvend, vast aanliggend. Dicht met goede onderwol.
Haarkleur
Eenkleurig bruin.
Bruin met wit of schimmel aftekening (speciaal aan borst en poten).
Donkerschimmel (met grotere of kleinere donkerbruine platen; bruin
hoofd, eventueel met bles, vlek of ster).
Lichtschimmel (met grotere of kleinere lichtbruine platen; bruin hoofd,
eventueel met bles, vlek of ster).
Forelschimmel (veel kleine bruine vlekken op witte ondergrond; bruin
hoofd, eventueel met bles, vlek of ster).
Bruin-wit, ofwel zuiver bruin-wit, of met heel weinig kleine bruine
vlekken (grote bruine platen, met zadel of mantel; bruin hoofd,
eventueel met bles, vlek of ster).
Sporadisch kan gele brand als erfenis uit oeroude
brakkenafstamming voorkomen.
Grootte en gewicht
Schouderhoogte
Ideaalmaat bij reuen 63-66 cm. (minimaal 60 cm. maximaal 70 cm.)
Ideaalmaat bij teven 60-63 cm. (minimaal 58 cm. maximaal 66 cm.).
Gewicht
Het gewicht ligt rond de 30 kg.
Fouten:
Elke afwijking van de voorgenoemde punten moet als fout worden beschouwd. De
waardering ervan moet in juiste verhouding staan tot de mate van de afwijking.
Ogen: Licht haviksoog; scheve stand der ogen.
Behang (oren): Behang dat niet aan de wangen aanligt (open oren); lederenden.
Gebit: Ernstige missers; onder-, bovenbeet; kruisgebit.
Rug: Zadelrug, karperrug.
Borst: Tonvormig, te smal.
Staart: Krulstaart, haakstaart.
Voorhand: Hoek tussen schouderblad en opperarmbeen te open; middenhand te
recht.
Achterhand: Koehakkigheid, tonvormigheid.
Voeten: Spreidvoeten; katten- of hazenvoeten.
Beharing: Te lange baardharen, borstelige wenkbrauwen, kroeshaar.
Uitsluitende
(diskwalificerende) fouten:
Uiterlijke verschijningsvorm: Honden met gebrekkige beenderensubstantie en
onvoldoende bespiering.
Hoofd: Honden met van het type afwijkende kopvormen.
Ogen: Ectropion (naar buiten gedraaid ooglid); Entropion (naar binnen gerold
ooglid); Ook gecorrigeerde ooglidfouten.
N.B.:
Reuen moeten over twee zichtbaar normaal ontwikkelde en volledig in het
scrotum ingedaalde testikels beschikken.
Gebitsfouten zijn
in de originele duitse versie abusievelijk niet vermeld.
Vertaling Hans Hoefsloot, 11.05.2001